Post by Erwin on Aug 27, 2008 9:17:47 GMT 1
Op zoek naar de beste mens
Er was een tijd dat de Olympische Spelen alleen maar uit topattracties bestonden. Wat ooit begon met 43 onderdelen is 28 edities later uitgegroeid tot een evenement met 302 verschillende disciplines. Om alle sporten tegelijk te kunnen volgen, moet je in de huiskamer dertien televisies naast elkaar zetten. Leuk? Ondraaglijk! Het wordt hoog tijd om terug te keren naar de basis.
Drie stappen om van de Olympische Spelen weer een leuk, overzichtelijk en heroïsch evenement te maken.
Stap 1: survival of the fittest
Vrouwen hebben genen die zich minder lenen voor sport dan die van mannen. Dat is bewezen, dus daar hoeven we niet moeilijk over te doen. Heel sneu natuurlijk, voor die vrouwen. Je traint je het leplazarus, doet alles wat je kunt, en toch zal het nooit genoeg zijn om de beste ter wereld te worden – simpelweg omdat moeder natuur een vrouw van je heeft gemaakt. Tja.
Ooit heeft iemand bedacht dat vrouwen dan maar in een aparte competitie om de medailles moeten strijden. Dan winnen die ook nog eens wat, was de gedachte.
Maar zo lusten wij er nog wel een paar. Zwarten hebben genetisch gezien veel meer aanleg voor sprinten dan de witte medemens. Een blanke zal daardoor nooit de 100 meter winnen. Kansloos zijn door een speling van het lot, omdat je ouders toevallig blank waren. Zielig!
Ander voorbeeld. Lilliputters hebben door hun inwendige huishouding veel minder kans op olympisch basketbalgoud dan kinderen uit lange families. Maar is het daarom tijd voor een speciale basketbalcompetitie voor mensen onder de 1 meter 80? Natuurlijk niet. De beste moet winnen. Een aparte sprintcompetitie voor blanken zal ook iedereen belachelijk vinden. Maar waarom is er dan wel een aparte afdeling voor vrouwen? Het principe is precies hetzelfde.
Ja, maar vrouwen werken ook keihard om de top te bereiken, horen we u al zeggen. Nou en? Er zijn zat talentvolle volleyballers die hun hele jeugd keihard werkten om de top te bereiken, maar die door een beetje pech maar 1 meter 75 lang werden. Einde carrière.
Hoeveel iemand ook heeft afgezien voor een prestatie, in sport gaat het om het resultaat. Wie is het snelst? Wie springt het verst? Dat is het enige wat telt – en als je door een foutje van moeder natuur toevallig klein, breekbaar, blank of vrouw bent geworden, heb je pech.
Elk onderdeel op de Olympische Spelen bestaat daarom voortaan nog maar uit één competitie. Een competitie waar zowel mannen, vrouwen, blanken als negers aan mee mogen doen. Op zoek naar de beste mens ter wereld.
In het verlengde hiervan kunnen we meteen even afrekenen met de olympische sporten die ook de neiging hebben iedereen met wat minder aanleg over de bol te aaien. Neem boksen – een keiharde sport, maar op de Spelen verworden tot een bijnummer van de Paralympics.
Er is boksen voor mannen tot 48 kilo. Boksen voor mannen tot 51 kilo. Boksen voor mannen tot 54 kilo. Boksen voor mannen tot 57 kilo. Boksen voor mannen tot 60 kilo.
En zo gaat het maar door, tot de 91 kilo. Maar liefst elf boksers mogen zich over drie weken daardoor olympisch kampioen boksen noemen, en dat is onzin. Er kan er maar één de beste zijn. Wie niet zwaar en lang is moet slim zijn. Of sterker worden.
Hetzelfde geldt voor judo en gewichtheffen, twee sporten waar nu ook nog tientallen medailles worden uitgedeeld alsof het niets is. Zo snel mogelijk invoeren: één bokskampioen, één judokampioen, één gewichthefkampioen.
Stap 2: weg met extra nummers
Het principe van hardlopen, zwemmen en baanwielrennen was ooit overzichtelijk: ga zo snel mogelijk van A naar B. Er was een sprint, een middellange en een lange afstand.
Daar is tijdens deze Spelen niets meer van over. De drie genoemde onderdelen zijn in Peking goed voor maar liefst 91 gouden plakken.
Dat komt vooral door onzinnige hersenspinsels als de steeplechase. De wat, zegt u? De steeplechase. Het basisidee – drie kilometer hardlopen over een atletiekbaan – is prima, maar vervolgens heeft een of andere idioot bedacht dat het leuk was om op die baan ook wat hekjes en bakken water neer te zetten. Waaróm?
Het belangrijkste bezwaar tegen zulke onderdelen is dat het goud nooit naar de beste gaat, simpelweg omdat de beste liever meedoet aan de échte, prestigieuze hardloopnummers, zonder hekjes en plassen water. Bij het hordenlopen kijken we daardoor naar de tweede garnituur: de sporters die nooit goud zullen winnen op de 100 meter en daarom maar over hekjes heen gaan springen, zodat ze nog eens een medaille aan hun kleinkinderen kunnen laten zien. Leuk, maar daarvoor zijn de Spelen niet bedoeld.
Hetzelfde geldt voor hinkstapspringen (verspringen, maar dan met een gek huppeltje voordat je springt) en de meerkamp (een soort allroundkampioenschap op de atletiekbaan voor net-niet-sporters die alles een beetje kunnen, maar nergens echt in uitblinken).
De schuldigen voor de vier-en-der-tig onderdelen bij het zwemmen zijn snel gevonden. Het zijn er vier: de vlinderslag, de schoolslag, de rugslag en de wisselslag. Allemaal gelul. Bij zwemmen zou het erom moeten gaan wie zo snel mogelijk aan de overkant is. Wil je de schoolslag gebruiken? Moet je doen. Vlinderslag? Ook goed. Al ga je watertrappelen. Aan het eind zien we wel wie de snelste is.
Door de huidige slagenchaos kan het gebeuren dat Michael Phelps tijdens deze Spelen acht gouden medailles wint, meestal zónder tegen andere wereldtoppers in actie te komen. Een kwestie van je programma goed samenstellen – er is keus zat. Doen er veel kanonnen mee aan de 100 vrij? Dan doe ik de 400 vlinder wel. Ja, lekker makkelijk, Michael. Hebben we daar de Olympische Spelen voor bedacht?
Nee. Dat moet dus anders. We doen alleen nog de 50 vrij, 100 vrij, 200 vrij, 400 vrij, 1500 vrij en de 10 en 25 kilometer in het open water. Dan hebben we zeven echte helden, en geen 34 wannabe’s.
Baanwielrennen kan volgens hetzelfde verhaal worden gereduceerd tot twee onderdelen: alleen nog de sprint en de kilometer. Bij zeilen houden we het bij één nummer, en als we toch bezig zijn, schaffen we meteen het dubbelspel bij badminton en tennis zo snel mogelijk af. Immers: de beste tennissers doen daar bijna nooit aan mee, en dus is het oninteressant.
Ook voor estafettes is het einde verhaal. Die worden over het algemeen gewonnen door landen die de individuele kampioen in huis hebben, en daarmee is de estafette niets meer dan een manier om drie van zijn landgenoten ook een medaille te bezorgen. Dat is natuurlijk heel sociaal, maar niet interessant. Weg ermee.
Stap 3: weg met debiele sporten
Sorry Yuri van Gelder, sorry Epke Zonderland, sorry Suzanne Harmes. Maar laten we even eerlijk zijn: turnen is geen sport. Het is heel knap dat jullie zo mooi aan ringen kunnen slingeren, salto’s kunnen maken en trampoline kunnen springen, maar ja, er is wel meer knap.
Het publiek ziet een spierbundel sierlijk aan de ringen hangen. Vijf minuten wachten later krijgen we te horen dat het ene jurylid hem een 6,3 heeft gegeven, en een van zijn collega’s vindt het een 7,5 waard. Blijkbaar weten zelfs juryleden niet wat een goede kür is en wat niet – laat staan het publiek. Na elk optreden is het wachten, wachten, wachten, op dat willekeurige lijstje met cijfers. Zou het gemiddelde hoger zijn dan dat van de concurrentie?
Sorry, maar jurysporten zijn geen sporten. Als zelfs sporters en juryleden na afloop niet metéén kunnen zeggen wie de beste was, dan is er iets mis met de sport. Bij een echte sport weet het publiek meteen na de finish of na de laatste minuut wie er gewonnen heeft. Dát is sport. Wereldkampioenschapjes turnen? Hartstikke leuk. Maar blijf weg van de Spelen.
Om dezelfde reden moet ook het overgrote deel van de paardensport eraan geloven. Paarden laten huppelen op muziek is sowieso al dubieus, maar het is nog een jurysport ook. Afschaffen dus, net als het springonderdeel. Alleen over paardenrennen (liefst met wagen, zoals in de goeie ouwe Romeinse tijd) valt met ons te praten.
Iets anders dan: snapt iemand waarom op de Spelen wél gebeachvolleybald wordt, maar niet gebeachvoetbald, gebeachtennist, gebeachhardloopt, gebeachworsteld of gebeachhockeyd? Overal is wel een strandvariant op te verzinnen – en of we doen het allemaal, of allemaal niet. Liever niet.
Ook voor kanoërs is het afgelopen, simpelweg omdat dat precies hetzelfde is als een andere olympische sport: kajakken. Het enige verschil is dat kajakkers zich met een peddel met twee bladen voortbewegen, terwijl kanoërs dat met één blad moeten doen…
Tot slot de giller van de atletiek: snelwandelen. Alleen dat woord al: snelwandelen. Wat heeft dat met sport te maken? Gaan we ook 500 meter hinkelen op de Spelen, of 800 meter kruipen? Kom nou. Óf je probeert zo snel mogelijk bij de finish te komen, of je blijft thuis.
;D